Navigatie overslaan
DESK+

Log in bij DESK+

Ga naar DESK+
Dataroom

Login in de dataroom

Ga naar de dataroom

Waarom verduurzaming opeens’ hoog op de agenda staat

Dat de politieke en maatschappelijke aandacht voor duurzaamheid nu zo hoog is, voelt soms vreemd. Waar komt de plotselinge druk en belangstelling voor het klimaat eigenlijk vandaan? Zo'n sterke belangstelling dat zelfs de Van Dale het woord ‘Klimaatklever’* tot Woord van het Jaar heeft benoemd. Laten we daarvoor kort in de geschiedenis van het Nederlands klimaatbeleid duiken.

De betrokkenheid van Nederland bij klimaatverandering en verduurzaming

Sinds Nederland in 1994 het VN-klimaatverdrag ondertekende, heeft het land aangegeven zich in te zetten tegen klimaatverandering. Acht jaar later, in 2002, benadrukte Nederland opnieuw deze intentie door het Kyoto-protocol** te bekrachtigen. Bijna anderhalf decennium later, in 2015, gaf Nederland opnieuw aan klimaatverandering te willen bestrijden door het Klimaatakkoord van Parijs te ondertekenen. In de tijd vanaf de geboorte van een kind tot aan het behalen van zijn of haar universitaire bachelor, heeft Nederland op drie verschillende momenten, onder leiding van drie verschillende premiers, aangegeven aan de slag te willen gaan met duurzaamheid. Laten we nu de tussenstand bekijken aan de hand van een paragraaf uit de klimaatagenda voor 2011-2014, specifiek over de gebouwde omgeving:

“Een groot deel van het energiegebruik komt op conto van de bestaande bouw. Daar is veel winst te behalen, maar tegelijk blijft het echt realiseren van besparing een moeilijk punt. Daar moet een doorbraak komen. Lokale- en regionale overheden gaan daar nu echt werk van maken: het energiegebruik in de bestaande bouw moet omlaag. En dat kan. Rotterdam met het project ‘Energie besparen lage inkomens’, Amersfoort met ‘Energiebesparing in de wijk’ en Breda met ‘Steek energie in je eigen huis’ laten dat zien, met een lokale, wijkgerichte aanpak en maatwerk.” – pagina 7 uit Klimaatagenda 2011-2014, over het energiezuiniger maken van gebouwen.

Bij menig scepticus roept dit vragen op. Welke winst bedoelen ze precies? Waarom vormt besparing een uitdaging? Hoe gaan lokale- en regionale overheden hiermee aan de slag? Wat is er mogelijk? Het lijkt erop dat gedurende de 17 jaar van nationaal strategisch duurzaamheidsbeleid de conclusie is getrokken dat regionale overheden zelf initiatieven moeten ontplooien en hiermee aan de slag moeten gaan. Ere wie ere toekomt, de regio’s hebben uitstekend werk geleverd, met een extra vermindering van 11,7% van broeikasgassen tussen 2011-2014. Ter vergelijking: in 2010 bedroeg de CO2-reductie ten opzichte van 1990 nog slechts 4,0%. Nederland boekt dus daadwerkelijk vooruitgang wanneer het hier serieus mee aan de slag gaat.

Waarom energie besparen als de uitstoot goedkoop 'afgekocht' kon worden?

Verandering in focus

Vanaf 2015 verschoof de aandacht van lokaal en regionaal naar internationaal niveau. Door het ondertekenen van het Klimaatakkoord van Parijs zette Nederland zich in voor een gezamenlijke verduurzaming samen met de Europese Unie. Het plan was om te focussen op CO2-vermindering, waarbij het emissiehandelssysteem*** het belangrijkste middel voor CO2-reductie werd. Dit bracht echter een uitdaging met zich mee wat betreft de motivatie om CO2 te besparen. Doordat het mogelijk was om uitstootrechten met andere partijen te verhandelen, werd de prikkel om zelf de uitstoot te verminderen minder sterk. Emissierechten waren goedkoper in vergelijking met het nemen van energiebesparende maatregelen. Dus waarom energie besparen als de uitstoot goedkoper 'afgekocht' kon worden?

Gekoppeld aan het feit dat de staat jarenlang gratis emissierechten heeft uitgegeven aan grote bedrijven (denk bijvoorbeeld aan Tata Steel), is het begrijpelijk dat de motivatie voor CO2-besparing beperkt was. Dit wordt ook weerspiegeld in de cijfers. De verschuiving van de aandacht naar de EU en de verminderde stimulans voor de grootste uitstoters resulteerde in 2015 in een toename van 3,0% in broeikasgasuitstoot vergeleken met het voorgaande jaar. Het duurde tot 2018 voordat de uitstootvermindering het niveau van 2014 weer bereikte. Dit is niet verrassend, gezien de prijzen van emissierechten op de veiling aanzienlijk stegen, van 8 euro per emissierecht naar 20 euro.

Nederlandse klimaatdoelen

In dezelfde periode (2013 t/m 2019) zette Urgenda, een organisatie die zich inzet voor innovatie en duurzaamheid, zich in tegen het beleid van de staat. Hoewel de staat jarenlang had beloofd zich in te zetten tegen klimaatverandering, boekte ze te weinig vooruitgang. In 2015 gaf de rechtbank in Den Haag de organisatie gelijk, waarna de staat in beroep ging. In 2019 kreeg de organisatie opnieuw gelijk van het hoge gerechtshof. Gedurende die periode was de reactie op het oordeel van de rechtbank sterk. Men vond het vanuit de trias politica ongepast dat de rechtbank een uitspraak maakte over het beleid van het land. Wanneer het beleid van de jaren ervoor en de beloften die de staat zelf heeft gemaakt op een rij worden gezet, lijkt de uitspraak echter minder een breuk op de trias politica en meer een terechte tik op de vingers van de staat. Het werd duidelijk dat een inhaalslag nodig was.

Op dat moment werd beloofd dat de staat er alles aan zou doen om de doelstellingen voor uitstootvermindering te bereiken. Niet alleen werd beloofd dat alles in het werk zou worden gesteld om deze doelen te behalen, maar ook werd de lat hoger gelegd door te beloven dat de CO2-uitstoot tegen 2030 met 60% verminderd zou worden (t.o.v. 1990), in plaats van de oorspronkelijke 55%. Als we dit vergelijken met de eisen van het klimaatakkoord van 2015: de doelen waren toen om in 2020 20% te reduceren t.o.v. 1990, in 2030 40%, en uiteindelijk in 2050 80 tot 95%. De nieuwe doelstelling was niet alleen om deze doelen te halen, maar om ze te overtreffen.

Verandering

Als scholier die de avond voor de toets het lesmateriaal instudeert en verwacht een 10 te halen, is de ontstane druk hoog. Nieuwe wetten en regels werden ingevoerd, bestaande wetten en regels werden aangepast, en er werd meer budget vrijgemaakt om op deze regels toezicht te houden. Ook werden de budgetten voor bestaande en nieuwe subsidies voor verduurzaming aanzienlijk verhoogd. Het socio-economisch speelveld was voor de politiek aantrekkelijk om deze keuzes te rechtvaardigen. De torenhoge energieprijzen als gevolg van het embargo op Russische grondstoffen (vanwege de Russische invasie van Oekraïne) zorgden ervoor dat de gewone Nederlander plotseling een belang had bij energiebesparing. Het extra subsidiebudget werd ook aantrekkelijker vanwege de recessie die ontstond na de coronapandemie. Hierdoor was er een groot draagvlak voor energiebesparing.

De pandemie lijkt ook een culturele verandering teweeg te hebben gebracht in de politiek. Waar de staat voorheen een liberale aanpak hanteerde om het volk te stimuleren een bepaalde richting op te gaan, verschoof dit tijdens de pandemie naar een meer autoritaire houding, waarbij het volk werd verteld wat het moest doen. De verplichtingen van de staat om het land te verduurzamen, het brede draagvlak voor energiebesparing en een staat met een meer autoritaire houding zorgden ervoor dat er duidelijkere regels werden opgelegd om duurzaamheid te bevorderen. Met een opgave waarbij 30 jaar aan klimaatbeloften moeten worden ingehaald, is het dus niet verrassend dat de sturing op klimaatbeleid vandaag de dag zo aanzienlijk is.

Dus wat nu?

Er zijn een aantal lessen die wij uit dit verhaal kunnen trekken. Allereerst is duidelijk dat de druk om te verduurzamen er de afgelopen 30 jaar is geweest, maar wij er pas in recente jaren mee te maken hebben gekregen. Met het doel om tegen 2030 60% CO2 te reduceren en tegen 2050 95%, is het te verwachten dat de druk in de komende (bijna) 30 jaar nog blijft. Het is daarom belangrijk om rekening te houden met aanhoudende en zelfs sterker wordende druk op duurzaamheid, ook wanneer dit politiek en maatschappelijk minder zichtbaar is. Ook al lijkt de druk voor klimaatbescherming klein of onzichtbaar, betekent dit niet dat de druk er niet is. Hoe verder men achterblijft in de energietransitie, des te groter de veranderingen zullen zijn die in de toekomst gemaakt moeten worden. Dat veroorzaakt druk, onzekerheid, onvrede en stress.

Ten tweede is het belangrijk om te beseffen dat blind vertrouwen en het strikt volgen van wetten en regels geen optimale oplossing bieden. Het beleid van de staat past zich aan aan de behoeften die op dat moment spelen. Het klimaat zal niet altijd de hoogste prioriteit hebben op de agenda. Daarom kan het verstandig zijn om binnen de organisatie zelf controles uit te voeren op de voortgang van verduurzaming en deze af te stemmen op de nationale en internationale doelstellingen voor de komende jaren.

Tot slot betekent dit dat we er nog lang niet zijn. De energiebesparing is altijd het grootst wanneer je er net mee begint en de aandacht voor energiebesparing ligt op dit moment nog vooral bij het laaghangend fruit. Naarmate de eisen voor energiebesparing hoger worden, wordt het ook lastiger om de doelen te halen. Des te belangrijker is het dus om een goed beeld te vormen van je einddoel en de route om de doelen te bereiken.

Hoe je hier als organisatie concreet mee omgaat, is een onderwerp voor een ander moment. Binnenkort komt er een nieuwe blog over dit onderwerp.

* Klimaatklever betekent: een activist die zich aan een object van symbolische waarde vastplakt om de aandacht van het publiek te vestigen op de klimaatproblematiek.

** Het Kyoto-protocol, ook wel het Verdrag van Kyoto genoemd, is een verdrag dat in 1997 werd opgesteld om klimaatverandering tegen te gaan. Dit verdrag door 171 landen, waaronder Nederland, ondertekend en bekrachtigd.

*** Het emissiehandelssysteem is een systeem waarmee Europese landen de vermindering van CO2-uitstoot met elkaar kunnen coördineren. Het systeem bestaat uit een limiet voor de totale uitstoot en wordt geteld in ‘emissierechten’, welke het recht geven om een bepaalde hoeveelheid CO2 uit te stoten. Deze rechten mogen onderling worden verhandeld, zodat partijen die verder zijn in de uitstootvermindering en emissierechten overhouden deze kunnen verkopen aan partijen die meer rechten (uitstoot) nodig hebben. Om de CO2-reductie en Europese doelstellingen te halen wordt het totale aantal emissierechten (limiet voor CO2-uitstoot) elk jaar verlaagd.